Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort descending Learn

De klant werd onbeleefd bejegend.

The customer was treated rudely.

De douanebeambte heeft een antieke klok in beslag genomen.

The customs officer confiscated an antique clock.

de cyclus

the cycle

de cycli

the cycles

de fietser

the cyclist

de cycloon

the cyclone

de dolk

the dagger

de dagelijkse realiteit

the daily reality

de dans

the dance

De waaghals sprong van de hoge klif.

The daredevil jumped off the high cliff.

de duisternis

the darkness

de data

the data

de datum

the date

de geboortedatum

the date of birth

de dochter

the daughter

de dageraad

the dawn

de morgenstond

the dawn of the morning

de dag

the day

de vrije dag

the day off

De dag start grauw en grijs, maar in de namiddag zijn er brede opklaringen.

The day starts dull and gray, but in the afternoon there are broad sunny spells.

de opvang

the daycare

de dagen

the days

de dagen van de week

the days of the week

De sluitingsdatum nadert.

The deadline is approaching.

de deal

the deal

de dood

the death

de dodentocht

the death march

de schuld

the debt

de schuldenaar

the debtor

de schulden

the debts

de beslissing

the decision

De beslissing inzake het geschil wordt binnenkort genomen.

The decision regarding the dispute will be made soon.

de beslissingen

the decisions

De kaarten werden niet goed geschud.

The deck was poorly shuffled.

de aangiftes

the declarations

de toewijding

the dedication