Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (650) B (1002) C (163) D (3499) E (1078) F (169) G (804) H (1932) I (1072) J (244) K (672) L (406) M (643) N (356) O (713) P (472) Q (2) R (343) S (981) T (977) U (166) V (1139) W (916) Y (88) Z (776)
Dutch Recording English Sort descending Learn

de sigaretten

the cigarettes

de bioscoop

the cinema

de cirkel

the circle

de kring

the circle

de steden

the cities

de staatsburger

the citizen

de burger

the citizen

de stad

the city

De stad heeft een roemruchte geschiedenis.

The city has an illustrious history.

De stad is vuil.

The city is dirty.

De klem kan worden aangepast aan verschillende diktes.

The clamp can be adjusted to different thicknesses.

De klem houdt de materialen samen.

The clamp holds the materials together.

de opheldering

the clarification

de klas

the class

de les begint

the class begins

De deftige sfeer in het oude kasteel was betoverend.

The classy atmosphere in the old castle was enchanting.

de opdrachtgever

the client

de klimaatdoelstellingen

the climate goals

de klok

the clock

De klok hangt boven de open haard.

The clock is above the fireplace.

de klomp

the clog

de nabijheid

the closeness

de kast

the closet

de doek

the cloth

de kleren

the clothes

de kledingwinkel

the clothes shop

de kleding

the clothing

de wolk

the cloud

de wolkenflarden

the cloud patches

de wolken

the clouds

de wolken zaten vol hagel en sneeuw

the clouds were full of hail and snow

de club

the club

de knots

the club

de clubs

the clubs

de aanwijzing

the clue

de medeoprichter

the co-founder