dankzij
Dank u wel, hoor.
dat
die
Dat ongeluk gebeurde vlak bij zijn huis.
die smeerlap
Die zwarte tulband van jou is belachelijk.
Dat boek is oud.
Dat boek is uitverkocht.
Die blaaskaak weet veel meer dan hij wil toegeven.
Dat brengt zo’n gevaarlijk natuurverschijnsel heel dichtbij.
Dat gebouw is prachtig.
Die opgewekte stemming duurde niet lang.
Die koffie is lauw.
Dat computerprogramma brengt niets anders dan ellende.
Dat verandert niets.
Die avond na zonsondergang bracht men alle zieken en bezetenen bij Hem.
dat opwindende tafereel
dat frustreert mij
Dat meisje dat een sjaal draagt, is maagd.
Dat grijze gebouw?
Die vent is toevallig een oplichter.
dat is mislukt
Die helm heeft je leven gered.
Dat gat moet opgevuld worden, niet afgedekt.
Dat huis is niet te koop.
dat is iets heel moois en de grootste onderscheiding, die een eend te beurt kan vallen
Dat is allemaal niet nodig.
Dat is wel een acceptabele en betaalbare prijs.
Dat is geen probleem.
Dat is echt aardig van haar.
Dat is dus echt veel te krap.
dat is zo onvoorspelbaar
Dat wordt sterk afgeraden.
dat is de voornaamste van alle
Dat is de belangrijkste uitdaging.
