Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - Y

0 (2) 1 (11) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 8 (1) A (1973) B (708) C (1197) D (835) E (520) F (712) G (421) H (1097) I (1933) J (120) K (77) L (490) M (711) N (368) O (418) P (859) Q (33) R (516) S (1784) T (7002) U (158) V (125) W (1171) X (4) Y (371) Z (20)
English Dutch Recording Learn
you (indirect object) jou
you ge
you (singular, emphatic) jij
you (plural) jullie
you (singular) je
You absolutely may not cut pictures out of the books on the bookcase. Uit de boeken die in de kast staan mag je in geen geval plaatjes knippen.
you accept u accepteert
you act je fungeert
you and me jij en ik
you are jij bent
you are (plural) jullie zijn
you are (formal) u bent
You are a teacher. Je bent leerkracht.
You are all together, right? Je bent toch allemaal wel bij elkaar?
you are already excused jij bent al verontschuldigd
You are also required to submit your child’s school attendance four times a year. Je bent ook verplicht de schoolaanwezigheid van je kind vier keer per jaar in te dienen.
you are articulate je bent mondig
you are broken je geradbraakt bent
You are definitely out of your mind. Je bent zeker niet goed bij je verstand.
You are extremely honest. Je bent uitermate eerlijk.
You are famous. Jij bent beroemd.
You are gorgeous. Je bent prachtig.
you are involved in all phases of the process je bent betrokken in alle fases van het proces
You are late. Je bent laat.
You are next to the table. Jij staat naast de tafel.
You are not allowed to have sexual intercourse with your daughter-in-law. U mag geen geslachtsgemeenschap hebben met uw schoondochter.
You are now unsubscribed from our e-newsletter and emailings. U bent nu uitgeschreven van onze e-newsletter en e-mailings.
You are pretty. Je bent mooi.
You are responsible for the quality of the product on a functional and non-functional level. Je bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van het product, op functioneel en niet-functioneel vlak.
You are right. Je hebt gelijk.
You are the father. Jij bent de vader.
you arrive (2nd person plural) je komt aan
You betrayed yourself. Je hebt jezelf bedrogen.
You bought bread. U kocht brood.
you can je kan
You can do it by phone. U kunt dit telefonisch doen.