English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch	Learn
the prevention	de preventie	Learn
the price	de prijs	Learn
the priest	de priester	Learn
The priest encouraged the community to repentance.	De priester moedigde de gemeenschap aan tot inkeer.	Learn
the primal cry	de oerkreet	Learn
the primary school	de basisschool	Learn
the prime minister	de premier	Learn
the prime minister	de eerste minister	Learn
the prince	de prins	Learn
The prince is handsome.	De prins is knap.	Learn
the princess	de prinses	Learn
The Princess and the Pea	De prinses op de erwt	Learn
The princess now had to lie there all night.	Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.	Learn
the princesses	de prinsessen	Learn
the principle of equality	het gelijkheidsbeginsel	Learn
the priority	de prioriteit	Learn
the prison	de gevangenis	Learn
the prison system	het gevangeniswezen	Learn
the prisoners	de gevangenen	Learn
the prisons	de gevangenissen	Learn
the private stock	de privévoorraad	Learn
the problem	het probleem	Learn
the problem	het euvel	Learn
The problem can occur at any time.	Het probleem kan op elk moment optreden.	Learn
the problems; issues	de problematiek	Learn
the procedure	de procedure	Learn
the process	het proces	Learn
the processes	de processen	Learn
the product	het product	Learn
The product must be of good quality to sell.	Het product moet deugdelijk zijn om te verkopen.	Learn
the production	de productie	Learn
the profession	het beroep	Learn
the professional associations	de beroepsverenigingen	Learn
the professor	de professor	Learn
the profile	het profiel	Learn
the program	het programma	Learn