Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1812) B (692) C (1166) D (813) E (500) F (655) G (403) H (995) I (1698) J (119) K (76) L (479) M (672) N (341) O (377) P (844) Q (32) R (507) S (1690) T (6706) U (154) V (124) W (1093) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
The patient had a seizure. De patiënt had een toeval.
The patient is unconscious. De patiënt is buiten bewustzijn.
the patron saint de schutspatroon
the paw de poot
the payments de betalingen
the pea de erwt
the peace de vrede
the peach de perzik
the peaches de perziken
the peanut butter de pindakaas
the pear de peer
the pear juice het perensap
the pear tree de perenboom
the pears de peren
the peas de erwten
the pebbles de kiezels
The peculiar architecture of that building is unique. De zonderlinge architectuur van dat gebouw is uniek.
the pedestrian (female) de voetgangster
the pedestrian de voetganger
the peel de schil
the pen de pen
the penal institutions de penitentiaire instellingen
the penalty (football) de strafschop
the penalty de strafmaat
the pencil het potlood
the pennon (a type of flag) de wimpel
the penny de aalmoes
the people de mensen
the people de lieden
The people here are accustomed to the cold. De mensen hier zijn gewend aan de kou.
the pepper de peper
the pepper de paprika
the percent het procent
the performance de prestaties
the performance de uitvoering
the period de periode