Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (14) 2 (7) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2020) B (720) C (1214) D (844) E (530) F (721) G (433) H (1112) I (1959) J (123) K (80) L (500) M (727) N (373) O (434) P (875) Q (33) R (525) S (1822) T (7058) U (159) V (127) W (1187) X (4) Y (374) Z (20)
English Dutch Recording Learn
the counter de toonbank
the countries de landen
the country het land
the countryman de landgenoot
the countryside het platteland
the county of Cumbria het graafschap Cumbria
The coup failed. De staatsgreep mislukte.
The coup was successful. De staatsgreep was succesvol.
the couple het stel
The couple gave their children a substantial gift. Het paar deed een forse schenking aan hun kinderen.
The couple had intercourse last night. Het paar had vannacht gemeenschap.
The coupling hose connects the two pipes together. De koppelslang verbindt de twee leidingen met elkaar.
the courage de moed
the courgette (zucchini) de courgette
the course de cursus
the court de rechtbank
the court of appeal het hof van beroep
the courts of appeal de hoven van beroep
the courtyard de binnenplaats
the cousin de neef
the cousin de nicht
the covenant tent de verbondstent
the cover het omslag
the cover het kaft
The cover of the book caught my attention. De omslag van het boek trok mijn aandacht.
The cover of the book is very colourful. De omslag van het boek is erg kleurrijk.
the cover-up de doofpot
the cow de koe
The cow is chewing the cud in the meadow. De koe staat in de wei te herkauwen.
The cow is drinking from the water trough. De koe drinkt uit de watertrog.
the coward de lafaard
the cows de koeien
The cows stayed inside the enclosure. De koeien bleven binnen de omheining.
the crab de krab
the cracked mirror de gebarsten spiegel
the crackling het gesputter