Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (692) C (1166) D (813) E (500) F (655) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (76) L (479) M (672) N (341) O (377) P (844) Q (32) R (507) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the department de afdeling
The deportation of the immigrants caused division. De uitwijzing van de immigranten zorgde voor verdeeldheid.
the depression de depressie
The derisive tone in his voice was clear. De honende toon in zijn stem was duidelijk.
the descendant de telg
the descendant de afstammeling
the descent de afkomst
the desert de woestijn
the design het design
the desire de lust
the desire het verlangen
the desk het bureau
the desktop het bureaublad
the destruction de vernieling
the destruction de vernietiging
The details of the agreement are set forth in the contract. De details van deze overeenkomst zijn gespecificeerd in het contract.
the detainees de gedetineerden
the detective de detective
the detectives de speurders
the detonator de ontsteker
the detour de omweg
The devastating floods destroyed the village. De verwoestende overstromingen vernietigden het dorp.
the development processes de ontwikkelprocessen
the developments de ontwikkelingen
the deviation de afwijking
The dew evaporated when the sun rose. De dauw verdampte toen de zon opkwam.
the dialects de dialecten
the diameter de diameter
the diary het dagboek
the dictionary het woordenboek
The die is cast. De teerling is geworpen.
the diet het dieet
the difference het verschil
The difference between a flower and a weed is just judgement. Het verschil tussen een bloem en onkruid, is slechts een oordeel.
the differences de verschillen
the different actors de verschillende actoren