Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) A (1834) B (700) C (1179) D (820) E (503) F (665) G (407) H (1017) I (1708) J (119) K (77) L (483) M (672) N (341) O (380) P (853) Q (32) R (514) S (1701) T (6782) U (155) V (124) W (1100) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the coach de touringcar
the coal de steenkool
the coal-fired power stations de steenkoolcentrales
the coalition de coalitie
the coast de kust
the coat de jas
the coat hook de kapstok
The coat is the hairy skin of a mammal. De vacht is de behaarde huid van een zoogdier.
The coat rack is in the hallway. De kapstok staat in de gang.
the cobblestones de keien
the cock de haan
the cod de kabeljauw
the coffee de koffie
the coffin de kist
the cognac de cognac
the coherence de samenhang
the coincidence het toeval
the cold de kou
the cold air de koude lucht
the cold regions de koude streken
the collaborator de medewerker
The collapse came sooner than expected. De ondergang kwam sneller dan verwacht.
the colleagues de collega’s
the collision de aanrijding
The collision on the bridge blocked traffic. De aanvaring op de brug blokkeerde het verkeer.
the colour de kleur
the colours de kleurtjes
The columns are made of reinforced concrete. De zuilen zijn gemaakt van gewapend beton.
The columns were made of marble. De zuilen waren gemaakt van marmer.
the comb de kam
the comma de komma
The commander of the unit has given the order to lay down the weapons. De commandant van de eenheid heeft het bevel gegeven om de wapens neer te leggen.
the commemoration de herdenking
The commercial operation started in 1971. De commerciële uitbating begon in 1971.
The committee approved the proposal. De commissie keurde het voorstel goed.
the committees de commissies