Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) A (1834) B (700) C (1179) D (820) E (503) F (665) G (407) H (1017) I (1708) J (119) K (77) L (483) M (672) N (341) O (380) P (853) Q (32) R (514) S (1701) T (6782) U (155) V (124) W (1100) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the chain de keten
the chain de ketting
the chainsaw de kettingzaag
the chair de stoel
The chairman opened the meeting. De voorzitter opende de vergadering.
the chairs de stoelen
the chalk het krijt
the challenge de uitdaging
the champion de kampioen
the chance de kans
the chappie het ventje
the chapter het hoofdstuk
the character het karakter
the characteristic de eigenschap
the charities de liefdadigheidsorganisaties
the charity het goede doel
the charmer de bezweerder
the chase de jacht
the chauffeur de chauffeur
the cheek de wang
the cheeks de wangen
the cheese de kaas
the chef de chef
the cheque de check
the cherries de kersen
the cherry de kers
the chest de borst
The chest contained gold coins. De kist bevatte gouden munten.
the chick het kuikentje
the chick het kuiken
the chick flick de meisjesfilm
the chicken de kip
The chicken got up. De kip kwam overeind.
the chickens de kippen
the chicory het witlof
the child het kind