Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (478) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
The bird is not shy at all. Het vogeltje is helemaal niet schuw.
the birds de vogels
The birds in the trees flew up shocked. De vogeltjes in het geboomte vlogen daardoor verschrikt op.
the birth de geboorte
the bite de hap
the black mirror de zwarte spiegel
the black rats de zwarte ratten
the blackbird de merel
the blackboard het schoolbord
The blacksmith pumps the bellows. De smid blaast de blaasbalg op.
the blanket de deken
the blaze de brand
the blender de blender
the blessings de zegen
the blood het bloed
the blossom de bloesem
the blouse de blouse
The blue vapor drifted in thick clouds into the trees and far over the water; the hunting dogs went into the swamp. De blauwe damp trok in dikke wolken in de bomen en ver over het water heen; de jachthonden gingen het moeras in.
the board het bord
the boat de boot
the body het lijf
the body het lichaam
the body piercing de piercing
the boldness de vrijmoedigheid
the bomb de bom
the bomb shelter de schuilkelder
the bomb threat de bommelding
the bombings de bombardementen
the bombs de bommen
the bone het bot
the bone marrow het ruggenmerg
the bones de beenderen
the book het boek
The book of Proverbs is one of the books in the Hebrew Bible. Het boek Spreuken is een van de boeken in de Hebreeuwse Bijbel.
the books de boeken
The books in the library are blue, not red. De boeken in de bibliotheek zijn blauw, niet rood.