Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6704) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the bath het bad
the bath towel de badhanddoek
the bathroom de badkamer
the bathroom break de plaspauze
The bathroom is upstairs. De badkamer is boven.
The bathroom isn’t very clean. De badkamer is niet erg schoon.
The bathroom needs to be cleaned urgently. De badkamer moet dringend gepoetst worden.
the batteries de batterijen
the battle de veldslag
the battle de slag
the bay de baai
the beach het strand
the beak de bek
the beak de snavel
the beaks de snavels
the bean de boon
the beans de bonen
the bear de beer
The bear is a large animal. De beer is een groot dier.
the beard de baard
the bears de beren
the beast het beest
the beasts de beesten
the beating de slaag
the beautiful book het mooie boek
the beautiful film de mooie film
the beautiful house het mooie huis
The beauty is beyond description. De schoonheid tart iedere beschrijving.
the bed het bed
the bedding de bedden
the bedroom de slaapkamer
the beds de bedden
the bedsheets de lakens
the bedstead het ledekant
the bee de bij
the beech de beuk