Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1830) B (700) C (1178) D (817) E (503) F (661) G (406) H (1008) I (1708) J (119) K (77) L (482) M (672) N (341) O (379) P (850) Q (32) R (513) S (1698) T (6761) U (155) V (123) W (1099) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
to yearn snakken
toad pad
toast toast
toaster toaster
toaster broodrooster
tobacco tabak
tobacco shop tabakswinkel
today vandaag
Today I am extremely tired. Vandaag ben ik uitermate moe.
Today is a bad day. Vandaag is een slechte dag.
Today is a cool, rainy day. Vandaag is een koude, regenachtige dag.
Today I’m staying at home. Ik blijf vandaag thuis.
Today I’ve learned something about home education in the Netherlands. Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.
Today we have time. Vandaag hebben we tijd.
Today you failed. Vandaag heb je gefaald.
Today’s going to be a hot day. Het wordt een warme dag vandaag.
toddlers peuters
Toddlers like to draw with colors. Peuters tekenen graag met kleurtjes.
toe teen
toes tenen
together samen
together bij elkaar
together tezamen
togetherness samenhorigheid
toilet toilet
toilet WC
toilet bowl toiletpot
toilet paper toiletpapier
Tokyo Tokio
told verteld
told (long form) vertelde
tolerant tolerant
toll tol
toll levy tolheffing
Tom (boy’s name) Tom
Tom abuses his authority. Tom maakt misbruik van zijn gezag.