Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1809) B (692) C (1166) D (812) E (500) F (654) G (402) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (478) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
toe teen
toes tenen
together samen
together bij elkaar
together tezamen
toilet toilet
toilet WC
toilet bowl toiletpot
toilet paper toiletpapier
Tokyo Tokio
told verteld
told (long form) vertelde
tolerant tolerant
toll tol
toll levy tolheffing
Tom (boy’s name) Tom
Tom abuses his authority. Tom maakt misbruik van zijn gezag.
Tom accompanied Mary on the guitar. Tom begeleidde Maria op de gitaar.
Tom almost forgot about the meeting. Tom vergat bijna de bijeenkomst.
Tom also likes to play the flute. Tom speelt ook graag de fluit.
Tom and I haven’t talked in years. Tom en ik hebben elkaar al jaren niet gesproken.
Tom and I laughed. Tom en ik lachten.
Tom and I talked about lots of things. Tom en ik hebben over allerlei dingen gepraat.
Tom and I were born on the same day. Tom en ik zijn op dezelfde dag geboren.
Tom and I’ve known each other for ages. Tom en ik kennen elkaar al jaren.
Tom and Maria disguised themselves as squirrels. Tom en Maria vermomden zich als eekhoorns.
Tom and Mary are both very happy here. Zowel Tom als Maria zijn erg gelukkig hier.
Tom and Mary both have blue eyes. Tom en Mary hebben allebei blauwe ogen.
Tom and Mary both lied. Tom en Mary logen allebei.
Tom and Mary bought an old farm. Tom en Mary hebben een oude boerderij gekocht.
Tom and Mary claim that they never lie to each other. Tom en Maria beweren dat ze nooit tegen elkaar liegen.
Tom and Mary claim they can take care of themselves. Tom en Mary beweren voor zichzelf te kunnen zorgen.
Tom and Mary don’t often eat lunch together. Tom en Mary lunchen niet vaak samen.
Tom and Mary live in the same building. Tom en Mary wonen in hetzelfde gebouw.
Tom and Mary live in the same city. Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
Tom and Mary live in the same state. Tom en Mary wonen in dezelfde staat.