Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2050) B (736) C (1237) D (852) E (540) F (743) G (440) H (1125) I (1980) J (126) K (82) L (520) M (737) N (381) O (444) P (890) Q (36) R (532) S (1860) T (7147) U (160) V (129) W (1204) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
the suitcase de koffer
The sum must be calculated correctly. De som moet correct berekend worden.
The sum of two and three is five. De som van twee en drie is vijf.
the sum of two numbers de som van twee getallen
the summer de zomer
the summer holidays de zomervakantie
the summers de zomers
the summons de dagvaarding
the sun de zon
The sun is up. De zon is op.
the sunglasses de zonnebril
the sunlight streamed in het zonlicht stroomde naar binnen
the sunshine de zonneschijn
the supermarket de supermarkt
the supermarkets de supermarkten
the supervision het toezicht
the supervisor de opziener
The supervisory board consists of five members. De toezichtsraad bestaat uit vijf leden.
The supervisory board has given approval. De toezichtsraad heeft goedkeuring gegeven.
The supervisory board postponed the annual meeting. De toezichtsraad heeft de jaarlijkse vergadering uitgesteld.
the support het draagvlak
The support for our welfare state is therefore solid. Het draagvlak voor onze verzorgingsstaat is dus solide.
the supporter de voorstander
the surcharge de toeslag
the surname, first name and date of birth de naam, voornaam en de geboortedatum
the surrender de overgave
the survey de bevraging
the suspect de verdachte
The suspect committed sexual offenses in the park. De verdachte pleegde zedenschennis in het park.
the suspicion de argwaan
the swamp het moeras
the swamp water het moeraswater
the swan de zwaan
the swans de zwanen
the sweater de trui
the sweet pepper de zoete peper