English-Dutch Dictionary - B

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1342) B (611) C (984) D (676) E (433) F (563) G (334) H (810) I (1369) J (102) K (66) L (422) M (581) N (314) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1470) T (5889) U (122) V (114) W (852) Y (302) Z (13)

English	Dutch	Learn
butter	boter	Learn
butter churn	botervat	Learn
butter dish	botervloot	Learn
butterfly	vlinder	Learn
buttocks	billen	Learn
button	knop	Learn
button	knoop	Learn
buy	koop	Learn
buy	koopt	Learn
Buy the book.	Koop het boek.	Learn
Buytaert	Buytaert
by	op	Learn
by	bij	Learn
by chance	toevallig	Learn
by doing	al doende	Learn
by far	verreweg	Learn
by means of; through	d.m.v.	Learn
By removing layers of paint, the original painting was revealed.	Door het verwijderen van de lagen verf, werd het originele schilderij blootgelegd.	Learn
By the morning the wild ducks flew up and looked at their new companion.	Tegen de morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwe kameraad eens.	Learn
by the way	overigens	Learn
by the way	trouwens	Learn
By the way, do you play the violin?	Overigens, speelt gij viool?	Learn
By the way, have you seen him lately?	Trouwens, heb je hem recent nog gezien?	Learn
By the way, how old are you?	Trouwens, hoe oud ben je?	Learn
By the way, I have something to tell you.	Trouwens, ik heb je iets te vertellen.	Learn
By the way, what’s your address?	Trouwens, wat is je adres?	Learn
By the window, he sat humming a cheerful tune.	Bij het raam zat hij neuriënd een vrolijk deuntje.	Learn
by touch	op de tast	Learn
by; through	door	Learn
bye	doei	Learn
byline	naamregel	Learn
bystander	omstander	Learn
“Believe me, it is a turkey egg!”	“Geloof mij, het is een kalkoenenei!”	Learn
“Besides, it is a drake,“ they said; “and that is why it doesn’t matter that much.“	“Bovendien is het een woerd,” zeide zij; “en daarom doet het er zo veel niet toe.”	Learn
“But it is so delightful to swim about on the water,” said the duckling	“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje	Learn