Altijd was er iets, dat niet geheel in de haak was.
Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
Daar werd er op de stadspoort geklopt, en de oude koning ging er heen, om haar open te doen.
De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
De prinses op de erwt
De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.
En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
Er was eens een prins, die met een prinses wilde trouwen; maar het moest een echte prinses zijn.
Het is verschrikkelijk!
Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.
Het water droop haar uit het haar en de kleren; het liep er bij de neuzen van haar schoenen in en bij de hakken weer uit.
Ik heb bijna de hele nacht geen oog dichtgedaan!
Ik heb op iets hards gelegen, zodat ik er over mijn hele lijf bont en blauw uitzie!
Maar lieve hemel!
Maar ze zei niets, ging naar de slaapkamer, lichtte alle bedden op en legde een erwt op de onderlagen van het ledekant neer; daarop nam zij twintig matrassen en legde deze op de erwt, en toen nog twintig donzen bedden op de matrassen.
Nu merkten zij, dat zij een echte prinses was, omdat zij door de twintig matrassen en de twintig donzen bedden heen de erwt gevoeld had.
Nu nam de prins haar tot vrouw; want nu wist hij, dat hij een echte prinses bezat, en de erwt kwam in het kabinet van zeldzaamheden, waarin zij nog te zien is, als niemand haar ten minste gestolen heeft.
Nu reisde hij de hele wereld rond, om zo één te vinden, maar aan allen, die hij zag, ontbrak wat.
Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!
Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.