English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
Weddings are expensive.	Bruiloften zijn duur.	Learn
weddings	bruiloften	Learn
wedding	bruiloft	Learn
wide	breed	Learn
were burning	brandden	Learn
well-behaved	braaf	Learn
within	binnen	Learn
When renting or letting a property, you are legally obliged to have a description of the building drawn up.	Bij het huren of verhuren van een pand bent u wettelijk verplicht om van het gebouw een plaatsbeschrijving te laten opstellen.	Learn
with	bij	Learn
worried	bezorgd	Learn
well-known (long form)	bekende	Learn
well-known	bekend	Learn
We don’t understand you?	Begrijpen wij je niet?	Learn
went	begaven	Learn
womb	baarmoeder	Learn
worker; labourer	arbeider	Learn
work	arbeid	Learn
When two (or more) words together form one new word, it is called a compound.	Als twee (of meer) woorden samen één nieuw woord vormen, heet dat een samenstelling.	Learn
When someone is struck by lightning, similar phenomena occur as in electrocution.	Als iemand door de bliksem wordt getroffen treden vergelijkbare verschijnselen op als bij elektrocutie.	Learn
When the weather is nice, we eat on the terrace.	Als het mooi weer is, eten we op het terras.	Learn
When the fox is preaching the Passion, farmer, watch out for your chickens.	Als de vos de passie preekt, boer, let op uw kippen.	Learn
When the cat’s away, the mice will play.	Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.	Learn
When a fool is silent, he may be considered wise.	Als de dwaas zwijgt, kan men hem voor wijs houden.	Learn
when; if	als	Learn
washing up	afwas	Learn
was sponging	afsponste	Learn
Well!	Ach!	Learn
well	ach	Learn
worship (plural)	aanbidden	Learn
Whose side are you on?	Aan wiens kant sta je?	Learn
Who did Tom sell his farm to?	Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?	Learn
Who did you give the book to?	Aan wie heb je het boek gegeven?	Learn
wasting	aan het verspillen	Learn
whispering	aan het fluisteren	Learn