Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1812) B (692) C (1166) D (813) E (500) F (655) G (403) H (995) I (1698) J (119) K (76) L (479) M (672) N (341) O (377) P (844) Q (32) R (507) S (1690) T (6706) U (154) V (124) W (1093) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the kalashnikov de kalasjnikov
the kettle de waterkoker
the key de sleutel
the keyboard het toetsenbord
The keys are on my desk. De sleutels liggen op mijn bureau.
the kidnapping de ontvoering
The kidnapping of the famous singer shocked the country. De ontvoering van de beroemde zanger schokte het land.
the kidney de nier
The kids grew so much. De kinderen groeiden zo veel.
The kids played while we watched. De kinderen speelden terwijl wij keken.
The kids that got lost were found. De verdwaalde kinderen zijn gevonden.
the kilometer de kilometer
the king de koning
The king inspires awe. De koning boezemt ontzag in.
The king is shrewd. De koning is scherpzinnig.
The king ordered that the prisoner should be set free. De koning gaf het bevel dat de gevangene vrijgelaten moest worden.
The king sent his envoys abroad. De koning stuurde zijn gezanten naar het buitenland.
The king was furious and sent him to the torture chamber. De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer.
the kitchen de keuken
the kitchen clock de keukenklok
the kitchen garden de moestuin
the kitchen worktop het aanrecht
the kitten het katje
the knee de knie
the knife het mes
the knowledge de kennis
the knuckles de knokkels
the label het etiket
the lack het gemis
the lack het gebrek
the lack of predictability of subsidies het gebrek aan voorspelbaarheid van subsidies
the ladies de dames
the lady de dame
the lake het meer
The lake seemed to be cold. Het meer leek wel kil.
The lake was frozen. Het meer was bevroren.