Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1346) B (614) C (984) D (682) E (433) F (565) G (334) H (813) I (1372) J (102) K (66) L (424) M (583) N (315) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1473) T (5896) U (122) V (115) W (853) Y (302) Z (13)
English Dutch Recording Learn
twenty five to eleven

vijf over half elf

twenty thousand (20,000)

twintigduizend

twenty to nine

tien over half negen

twenty to six

tien over half zes

twenty-eight (28)

achtentwintig

twenty-five (25)

vijfentwintig

twenty-four (24)

vierentwintig

twenty-nine (29)

negenentwintig

twenty-one (21)

eenentwintig

twenty-seven (27)

zevenentwintig

twenty-six (26)

zesentwintig

twenty-three (23)

drieëntwintig

twenty-two (22)

tweeëntwintig

twig

twijg

twin

tweeling

twin brother

tweelingbroer

twins

tweelingen

twist

wending

twisted

verwrongen

twists

kronkels

Twitter

Twitter

two (2)

twee

two compound words

twee samengestelde woorden

two cycling tourists

twee wielertoeristen

two days ago

twee dagen geleden

two examples to clarify this

twee voorbeelden om dit te verduidelijken

Two families attack each other on the street with baseball bats

Twee families gaan elkaar op straat te lijf met honkbalknuppels

two hundred (200)

tweehonderd

two hundred and eighteen (218)

tweehonderdachttien

two hundred and eighty-six (286 )

tweehonderdzesentachtig

two hundred and fifty-two (252 )

tweehonderdtweeënvijftig

two hundred and one (201 )

tweehonderdeen

two hundred and sixty-nine (269 )

tweehonderdnegenenzestig

two hundred and thirty-five (235 )

tweehonderdvijfendertig

two hundred and twenty-two (222 )

tweehonderdtweeëntwintig

two hundred thirty thousand (230,000)

tweehonderddertigduizend