Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort ascending Recording Learn
They were treated rudely.

Zij werden onbeleefd bejegend.

They were bright white and had long, flexible necks: they were swans

Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen

they were

zij waren

They walked over the heath.

Zij wandelden over de heide.

They’re waiting.

Zij wachten.

They felt treated respectfully.

Zij voelden zich respectvol bejegend.

They are hiding.

Zij verbergen zich.

They went to great lengths to row the ship ashore, but failed.

Zij spanden zich nog meer in om het schip naar de wal te roeien, maar het lukte niet.

They are trying to drive a wedge between you and us.

Zij proberen een wig tussen u en ons te drijven.

They must endure a setback.

Zij moeten een tegenslag verduren.

They all look exactly like their father; but that rascal doesn’t even come to visit me.

Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.

They uttered a strange noise, spread their beautiful, long wings and flew away from those cold regions to warmer countries

Zij lieten een eigenaardig geluid horen, spreidden hun prachtige, lange vleugels uit en trokken uit de koude streken naar warmere landen

they laughed and screamed

zij lachten en schreeuwden

They clapped their wings, and swam proudly in the water.

Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.

they choose two teams

zij kiezen twee ploegen

They have a tortoise.

Zij hebben een schildpad.

they have

zij hebben

They used to use a tally stick to keep track of the stock.

Zij gebruikten vroeger een kerfstok om de voorraad bij te houden.

They demanded compensation.

Zij eisten een vergoeding.

they

zij

to see

zien

to get sick

ziek worden

to worry

zich zorgen maken

to turn oneself

zich wenden

to be bored

zich vervelen

to have fun

zich vermaken

to get engaged

zich verloven

to get annoyed by

zich ergeren aan

to be located

zich bevinden

to interfere with

zich bemoeien met

to subscribe to

zich abonneren op

to dress (oneself)

zich aankleden

twenty-seven (27)

zevenentwintig

thirty-seven (37)

zevenendertig

to whine

zeuren

to nag

zeuren