Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - M

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
marriage huwelijk
married getrouwde
married gehuwd
married getrouwd
marry trouwt
Mars Mars
Mars has two moons. Mars heeft twee manen.
marsupials buideldieren
Marsupials have pouches to carry their young in. Buideldieren hebben buidels om hun jongen in te dragen.
martial art zelfverdedigingskunst
martyr martelaar
Mary Maria
Mary Mary
Mary became pregnant. Maria raakte in verwachting.
Mary has more clothes than Tom. Mary heeft meer kleren dan Tom.
Mary has not yet replied to Tom’s letter. Mary heeft nog niet geantwoord op Tom zijn brief.
Mary is expecting a girl. Maria is in verwachting van een dochter.
Mary is gorgeous. Maria is prachtig.
Mary is hysterical. Maria is hysterisch.
Mary is one of the prettiest women in Boston. Maria is een van de mooiste vrouwen in Boston.
Mary is the world’s leading expert on squirrels. Maria is wereldwijd de toonaangevende experte over eekhoorntjes.
Mary plays the harp. Mary speelt de harp.
Mary put on her jewellery. Mary heeft haar sieraden omgedaan.
Mary slept on the train. Mary sliep op de trein.
Mary spends hours in the bathroom. Mary brengt uren in de badkamer door.
Mary was wearing a tight red dress. Mary droeg een strakke rode jurk.
Mary’s Maria’s
Mary’s Mary’s
mask masker
mass (church) mis
mass massa
massive massaal
mast mast
match (diminutive) lucifertje
match lucifer
matchboxes lucifersdoosjes