Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - L

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
liquorice drop
list lijst
list ranglijst
listen hoor
listen luister
Listen to the sentence. Luister naar de zin.
listened luisterde
Listening to music is pure pleasure. Naar muziek luisteren is puur genot.
lists lijsten
lit lichtte
Lit up by the blazing sun, there stood an old castle, that was surrounded by a deep canal, and from the wall to the water thick brushwood was growing. Door de glans der zon beschenen, stond daar een oud kasteel, dat door een diepe gracht omgeven was, en van de muur tot aan het water groeide dicht kreupelhout.
literal letterlijke
literal breakdown letterlijke opdeling
literature literatuur
little klein
little birds vogeltjes
little bit beetje
little boy zoontje
little compassion weinig mededogen
little creature wezentje
little hope for submarine weinig hoop voor duikboot
Little Match Girl Lucifersmeisje
little pigs biggetjes
little pot potje
Little Red Riding Hood Roodkapje
little squirrel eekhoorntje
little squirrels eekhoorntjes
livable leefbaar
live (plural) leven
live leef
live (1st person singular) woon
Live a little. Leef je uit.
Live while you can. Leef zolang je kan.
lived leefde
lived woonde
lived (plural) woonden