Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Recording Learn
it depends on the boss

het hangt af van de baas
It defies all logic.

Het tart alle logica.
it defies

het tart
It could be anyone.

Het kan eender wie zijn.
It could be any one of us.

Het kan eender wie van ons zijn.
It caused enormous suffering, but we also saw massive solidarity.

Het veroorzaakte enorm leed maar we zagen ook massaal veel solidariteit.
It can be rebuilt.

Men kan het herbouwen.
It can be confusing for the user.

Het kan voor de gebruiker verwarrend zijn.
It also appears that the economic crisis is this year giving the Flemish fewer worries

Ook blijkt dat de economische crisis de Vlamingen dit jaar minder zorgen baart.
It all went wrong.

Het ging allemaal fout.
It actually defies all logic.

Het tart eigenlijk alle logica.
IT (information technology)

IT
it (abbreviation)

’t
it

het
Istanbul

Istanboel
issuing country

land van afgifte
issues; problems

problemen
issue; question

kwestie
issue; problem

probleem
issue

afgifte
Israeli

Israëlische
Israel

Israël
island

eiland
ish

achtig
Isaiah (boy's name)

Jesaja
Is your father a doctor?

Is je vader dokter?
Is Tom still looking for Mary?

Zoekt Tom Maria nog?
Is Tom friendly?

Is Tom vriendelijk?
Is Tom conscious?

Is Tom bij bewustzijn?
Is this what you’ve been looking for?

Is dit wat je zocht?
Is this supposed to be a gift?

Moet dit een cadeau voorstellen?
Is this spider poisonous?

Is deze spin giftig?
Is this some kind of joke?

Moet dit een grap voorstellen?
Is this seat free?

Is deze stoel vrij?
Is this new?

Is dat nieuw?
Is this blackmail?

Is dit chantage?