Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1453) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (355) H (898) I (1473) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (774) Q (29) R (464) S (1572) T (6270) U (136) V (118) W (920) X (4) Y (315) Z (14)
English Dutch Recording Learn
I’m not as old as you, of course.

Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.

I’m not avoiding you.

Ik vermijd u niet.

I’m not coming today.

Ik kom vandaag niet.

I’m not interested in science.

Ik heb geen belangstelling voor de wetenschap.

I’m not interested.

Ik ben niet geïnteresseerd.

I’m not paying for this.

Hiervoor betaal ik niet.

I’m not paying you to stand and chat.

Ik betaal je niet om te staan kletsen.

I’m not scared of anything.

Ik ben van niets bang.

I’m not the one responsible for this mistake.

Ik ben niet verantwoordelijk voor deze fout.

I’m ordering you to leave immediately.

Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken.

I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella.

Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.

I’m scared of being alone.

Ik ben bang om alleen te zijn.

I’m scared of dentists.

Ik ben bang voor tandartsen.

I’m selling a new car.

Ik verkoop een nieuwe auto.

I’m shocked.

Ik ben verbijsterd.

I’m sick.

Ik ben misselijk.

I’m sorry.

Het spijt me.

I’m still alive.

Ik ben nog in leven.

I’m such a fool.

Ik ben zo’n dwaas.

I’m sure that Tom will explain it to you eventually.

Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.

I’m sure we’re going to win.

Ik weet zeker dat we zullen winnen.

I’m terrified of dogs.

Ik ben doodsbang van honden

I’m the champion of my province.

Ik ben de kampioen van mijn provincie.

I’m the guilty one.

Ik ben de schuldige.

I’m the one who got beaten up.

Ik ben degene die in elkaar geslagen werd.

I’m thinking of going to Australia.

Ik overweeg naar Australië te gaan.

I’m thirty years old.

Ik ben dertig jaar oud.

I’m tired, but I still can’t fall asleep.

Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.

I’m used to it.

Ik ben eraan gewend.

I’m used to the noise.

Ik ben gewend aan het lawaai.

I’m used to this sort of thing.

Ik ben aan zoiets gewend.

I’m very sleepy.

Ik heb veel slaap.

I’m yawning because I’m tired.

Ik gaap want ik ben moe.

I’ve already eaten enough.

Ik heb al genoeg gegeten.

I’ve already paid you.

Ik heb je al betaald.

I’ve been feeling depressed lately.

Ik ben de laatste tijd neerslachtig.