Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (2) 1 (14) 2 (9) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2042) B (732) C (1232) D (850) E (539) F (739) G (435) H (1121) I (1972) J (126) K (81) L (516) M (734) N (377) O (442) P (884) Q (35) R (527) S (1849) T (7123) U (159) V (128) W (1201) X (4) Y (377) Z (21)
English Dutch Recording Learn
hot chocolate warme chocolademelk
hot dog hot dog
hotel hotel
hotel room hotelkamer
hotels hotels
hotheads heethoofden
hotter heter
hour uur
hours uren
house huis
house boat woonboot
house husband huisman
House of Ariel Castro demolished Huis Ariel Castro gesloopt
house wine huiswijn
housemate huisgenoot
houses huizen
housewife huisvrouw
housework huishouden
housing huisvesting
housing behuizing
how hoe
how wat
How about a steam bath? Wat denk je van een stoombad?
How adventurous! Wat avontuurlijk!
How are things going? Hoe gaan de zaken?
How are you doing that with your hand? Hoe doe je dat met je hand?
How are you doing? Hoe is het met je?
How are you? Hoe gaat het met je?
How can I contact a Japanese-speaking doctor? Hoe kan ik contact opnemen met een Japans sprekende dokter?
How can I reduce my double chin? Hoe kan ik mijn onderkin verminderen?
How could he ever think to wish to be this pretty himself? Hoe zou het hem ook in de gedachten komen, te wensen, zelf zo mooi te zijn?
How dare you utter such lies! Hoe durf je zulke leugens uit te kramen!
How did it happen? Hoe is dat gebeurd?
How did she get involved? Hoe raakte ze betrokken?
How did you find out where I live? Hoe ben je erachter gekomen waar ik woon?
How did you know Tom and Mary were the ones who stole your saxophone? Hoe wist je dat Tom en Mary degenen waren die je saxofoon hadden gestolen?