English-Dutch Dictionary - D

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)

English	Dutch	Learn
deer	hert	Learn
defamation	smaad	Learn
defaulters	wanbetalers	Learn
defeat	nederlaag	Learn
defeats	verslaat	Learn
defects	mankementen	Learn
defence	afweer	Learn
defenceless	weerloos	Learn
defend (plural)	verdedigen	Learn
defendant	verweerder	Learn
defendant	beklaagde	Learn
defender	verdediger	Learn
defense	defensie	Learn
defense	verdediging	Learn
defense	verweer	Learn
defensible	verdedigbaar	Learn
defies	tart	Learn
defined	afgelijnd	Learn
definite article	bepaald lidwoord	Learn
definitely consult the website	raadpleeg dan zeker de website	Learn
defog	ontwasem	Learn
Defog the lens with a cloth.	Ontwasem de lens met een doekje.	Learn
Defog the mirror.	Ontwasem de spiegel.	Learn
Defog your diving mask before diving.	Ontwasem je duikmasker voordat je duikt.	Learn
deformed	mismaakt	Learn
degree	mate	Learn
degree	graad	Learn
degree of difficulty	moeilijkheidsgraad	Learn
degrees	graden	Learn
dehydration	uitdroging	Learn
dehydration symptoms	uitdrogingsverschijnselen	Learn
dejected	terneergeslagen	Learn
dejected	neerslachtig	Learn
dejectedly	mistroostig	Learn
delay	uitstel	Learn
delay	vertraging	Learn