English-Dutch Dictionary - F

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1005) D (695) E (438) F (572) G (335) H (831) I (1405) J (102) K (67) L (429) M (592) N (319) O (331) P (732) Q (29) R (440) S (1492) T (5969) U (131) V (115) W (862) Y (303) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
frugal	zuinig	Learn
fifty-seven (57)	zevenenvijftig	Learn
forty-seven (47)	zevenenveertig	Learn
fifty-six (56)	zesenvijftig	Learn
forty-six (46)	zesenveertig	Learn
fuses	zekeringen	Learn
fed up	zat	Learn
fierce	woest	Learn
furious	woedend	Learn
First come, first served.	Wie eerst komt, eerst maalt.	Learn
field of work	werkveld	Learn
few	weinig	Learn
for they believed themselves to be half the world, and the better half too.	want zij dachten, dat zij de helft waren, en verreweg de beste helft	Learn
for it was New Year’s Eve.	want het was oudejaarsavond.	Learn
for her old grandmother, the only one who had ever loved her, and who had now passed away, had told her that when a star falls, a soul was going up to God.	want haar oude grootmoeder, de enige die haar ooit had liefgehad, maar die nu dood was, had haar verteld, dat er, als er een ster naar beneden valt, een ziel tot God opstijgt.	Learn
fireworks	vuurwerk	Learn
firearms	vuurwapens	Learn
fireball	vuurbal	Learn
fire	vuur	Learn
fervently	vurig	Learn
fountain pen	vulpen	Learn
filler	vuller	Learn
filled	vulde	Learn
Fill the water trough with fresh water.	Vul de watertrog met vers water.	Learn
fill	vul	Learn
fists	vuisten	Learn
fist	vuist	Learn
filth	vuiligheid	Learn
fruits (produce)	vruchten	Learn
fertility	vruchtbaarheid	Learn
fruitful	vruchtbaar	Learn
female figures	vrouwenfiguren	Learn
female	vrouwelijk	Learn
froze	vroor	Learn
freedom of speech	vrijheid van meningsuiting	Learn
freedom	vrijheid	Learn