Ze denken dat Tom misschien een hartaanval had.
Tom is niet zoals andere jongens van zijn leeftijd.
Tom is niet zo gul.
Tom kocht een dure jas.
Tom en ik lachten.
Tom schopte Maria.
Laat Tom niet lijden.
Tom drinkt vaak cognac.
Tom kan het niet verdragen.
Tom is de zoon van een priester.
Tom heeft meteen geantwoord.
Vraag Tom of hij nog een drankje wil.
Tom had Maria moeten beschermen.
Tom heeft nooit een potlood bij zich.
Tom is drie jaar geleden overleden.
Weet jij wat Tom zijn favoriete drankje is?
Tom kocht een nieuwe gitaar voor Kerstmis.
Tom was niet tevreden met het antwoord van Mary.
Tom drinkt minstens drie kopjes koffie per dag.