Tom ging ervan uit dat het gratis was.
Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.
Tom is niet langer Mary’s chauffeur.
Tom verdient meer dan zijn ouders.
Tom heeft een kwaadaardige tweelingbroer.
Dit soort muziek vindt Tom fijn om naar te luisteren.
Ik was vergeten dat het Tom zijn verjaardag was vandaag.
Tom en Mary zetten hun drankjes neer en begonnen elkaar te kussen.
Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
Tom is lang en dun.
Tom geloofde je.
Tom niesde heftig.
Tom at een slaatje.
Tom kreeg heimwee.
Tom snoept de hele dag.
Tom drinkt nooit wodka.
Tom en Mary logen allebei.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
Tom is Maria’s kleinzoon.
Ik hoor dat Tom insecten eet.