Understand spoken Dutch

"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Tom talked to the press. Tom heeft met de pers gesproken.
Tom and Mary don’t often eat lunch together. Tom en Mary lunchen niet vaak samen.
Tom abuses his authority. Tom maakt misbruik van zijn gezag.
Tom drank a glass of white wine, and so did Mary. Tom dronk een glas witte wijn, net als Mary.
Tom wasn’t able to hide his excitement. Tom kon zijn opwinding niet verbergen.
Tom seems to be drowning. Tom lijkt te verdrinken.
I wonder if Tom knew we had to do that. Ik vraag me af of Tom wist dat we dat moesten doen.
Did you manage to get a hold of Tom? Heb je Tom te pakken kunnen krijgen?
Tom learned to swim last summer. Tom heeft afgelopen zomer leren zwemmen.
You know more about Tom than anyone else does. Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.
Tom can make me feel better after a bad day. Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.
Tom and Mary live on the same floor. Tom en Mary wonen op dezelfde verdieping.
Tom is throwing a party next Saturday. Tom geeft volgende week zaterdag een feestje.
I wonder whether Tom is colorblind. Ik vraag me af of Tom kleurenblind is.
Tom’s drowning. Tom is aan het verdrinken.
Tom went to church with his parents every Sunday. Tom ging iedere zondag met zijn ouders naar de kerk.
Tom and I haven’t talked in years. Tom en ik hebben elkaar al jaren niet gesproken.
Tom isn’t like other boys his age. Tom is niet zoals andere jongens van zijn leeftijd.
Someone told me Tom was allergic to wheat. Iemand heeft me verteld dat Tom allergisch was voor tarwe.
Tom isn’t very generous. Tom is niet zo gul.