"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom speaks perfect French.	Tom spreekt perfect Frans.
	Tom doesn’t get enough sleep.	Tom krijgt niet genoeg slaap.
	Tom is currently unemployed.	Tom is momenteel werkloos.
	Tom can’t bear it.	Tom kan het niet verdragen.
	Tom never liked Mary.	Tom heeft Mary nooit gemogen.
	Tom was slightly confused.	Tom was enigszins in de war.
	Tom isn’t smoking a cigar.	Tom is geen sigaar aan het roken.
	I should have been able to handle Tom.	Ik had Tom moeten aankunnen.
	Tom almost forgot about the meeting.	Tom vergat bijna de bijeenkomst.
	Tom is already suspicious.	Tom is al achterdochtig.
	Tom forgot to mail the letter.	Tom vergat de brief op de post te doen.
	Tom responded instantly.	Tom heeft meteen geantwoord.
	Tom answered right away.	Tom heeft meteen geantwoord.
	My oldest son’s name is Tom.	De naam van mijn oudste zoon is Tom.
	Tom tripped on a root.	Tom is over een wortel gestruikeld.
	Tom remains suspicious.	Tom blijft achterdochtig.
	Tom assumed that it was free.	Tom ging ervan uit dat het gratis was.
	Tom isn’t Mary’s chauffeur anymore.	Tom is niet langer Mary’s chauffeur.
	Ask Tom whether he wants another drink.	Vraag Tom of hij nog een drankje wil.
	Tom should’ve protected Mary.	Tom had Maria moeten beschermen.