De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.
“Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
“Dat is wel mogelijk, maar het is te groot en ziet er zo vreemd uit,” zei de andere eend, “en daarom moet het eens een pikje hebben.”
“Ik zal er toch nog een beetje op blijven zitten,” antwoordde de eend; “ik heb er nu al zo lang op gezeten, en dus kan ik er nog wel een paar dagen op zitten!”
Nu bemerkte het, dat de deur uit het ene scharnier geraakt was en zo scheef hing, dat het door de reet in de kamer kon sluipen, en dit deed het dan ook.
Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen.
Waarom zo omslachtig?
Het is niet zo opvallend.
De kinderen groeiden zo veel.
Tegen de avond bereikte het een kleine, armoedige boerenhut; deze was zo bouwvallig, dat zij zelf niet wist, naar welke kant zij zou vallen, en daarom bleef zij maar staan.
Er is geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan.
Eerst laat op de dag werd het stil; maar het arme eendje durfde nog niet opstaan; het wachtte nog verscheidene uren, voordat het omkeek, en toen snelde het uit het moeras weg, zo vlug als het maar kon.
Zo lag het twee hele dagen; toen kwamen er twee wilde ganzen of, liever gezegd, genten naar hem toe; het was nog niet lang geleden, dat zij uit het ei gekropen waren, en daarom waren zij zo overmoedig.
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
hij moest zo vreselijk lachen dat hij zich nauwelijks kon verroeren
Het waren heel grote pantoffels, die haar moeder tot dusverre gedragen had, zo groot waren zij.
In de hoofdstad Peking kreunt de bevolking zo goed als dagelijks onder te hoge concentraties fijn stof.
Gustav was vanmorgen vroeg zo verstrooid dat hij per ongeluk twee verschillende sokken had aantrokken.