zo
zo’n
zodat
zo nodig
Ik ben zo terug.
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
Ze is niet zo oud als Mary.
Mooi zo.
Ik kom zo terug.
Tom is bijna zo lang als ik.
En zo ging het eendje dan heen
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
O, hier was het zo schoon, zo heerlijk.
haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
Zie eens! Zo!
Tot zo meteen.
Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.
“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje