de penitentiaire instellingen
De taxichauffeur wilde me oplichten.
Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.
Deze regel geldt niet voor de eerstejaars.
Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
Een grote zuil verhindert het zicht op het meer.
De arts heeft de juiste diagnose gemaakt.
Het gewest heeft een diverse bevolking.
Ik ben het eens met de stelling van de auteur.
Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
We moeten de schwung behouden tijdens de race.
De werking van dit wapen is verwoestend.
Je kan het spel op dit moment niet opslaan.
“Kwak, kwak!” zeide zij, en het ene eendje na het andere plofte er nu ook in; het water spatte hun om de kop, en zij doken even onder, maar kwamen al spoedig weer boven en zwommen uitmuntend.
een aandoening van het bindweefsel
Sami legde de aubergines in de koelkast.
Het ei is een symbool van vruchtbaarheid.
De dief vermomde zich als politieagent.
het gelijkheidsbeginsel
Hij nam een krijtje en schreef op het bord.
