Ach!
Niemand had er enig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was.
maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
Och, neem mij mee!
dat is mislukt
Ik meen het goed met je!
Zij haalde er een uit!
Maar het arme eendje, dat het laatst uit het ei gekomen was en er zo lelijk uitzag, werd gebeten, gestoten en voor de gek gehouden, en dat zowel door de eenden als door de kippen.
Het vroor, dat het kraakte
De leeuweriken zongen.
“Dat gaat immers niet,” zei de moeder van het eendje; “het is wel niet mooi, maar het heeft een goed hart en zwemt even flink als al de anderen, ja, ik moet zeggen, nog beter.
Je kunt mij gerust geloven!
«Dood mij maar!» zei het arme beest.
Welnu, wil je dan wel eens zwijgen?
daar drong de zonneschijn in het huisje door
Het benijdde ze volstrekt niet.
zij lachten en schreeuwden
«Wat is dat voor een dwaze inval!» zei deze.
Daar bleef het geheel uitgeput liggen.
En zo begaven zij zich naar de eendenkooi.