en daar boven was noch koude, noch honger, noch angst, zij waren bij God!
Ik zal naar hen toe vliegen, naar die koninklijke vogels!
De nieuwjaarszon ging over het kleine lijkje op.
Hier lag het de gehele nacht; het was vermoeid en verdrietig.
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.
De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.
Dit zeggende, pakte zij het beet en streek zijn veren glad.
en het eendje zat in de hoek en voelde zich diep ongelukkig
Zo kwam het aan het grote moeras, waar de wilde eenden woonden.
want zij dachten, dat zij de helft waren, en verreweg de beste helft
De vrouw schreeuwde en sloeg met de tang naar het arme beest.
Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren; het was treurig, omdat het er lelijk uitzag en door al de anderen bespot werd.
De vogeltjes in het geboomte vlogen daardoor verschrikt op.
en zo werd het eendje voor drie weken op de proef aangenomen
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
“Het duurt geducht lang met dat ene ei,” zei de eend, die er nu weer op zat.
doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Het lag in het moeras tussen het riet, toen de zon weer warm begon te schijnen.
Zo fijngevoelig kon niemand anders zijn dan een echte prinses.
Ik kon ze er maar niet in krijgen; hoe ik ook kwakte, het hielp mij niemendal!