Understand spoken Dutch

"had (singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Sort descending Status
If I had the money, I’d buy a new house.

Als ik het geld had, zou ik een nieuw huis kopen.

One slipper was nowhere to be found, and the other one was taken by a boy who ran off with it.

De ene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.

The hen had very short legs, so she was called “Miss Shortlegs.”

De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd

The man had pain in his chest.

De man had pijn op zijn borst.

The next morning they asked her how she had slept.

De volgenden morgen vroeg men haar, hoe zij geslapen had.

this one was larger and even more beautiful than the one which she had seen through the glass door at the rich merchant’s.

deze was nog groter en prachtiger dan die, welke zij door de glazen deur bij de rijke koopman gezien had.

Actually, he should have been torn to pieces.

Eigenlijk had hij aan flarden gereten moeten worden.

Gustav was so distracted early this morning that he accidentally put on two different socks.

Gustav was vanmorgen vroeg zo verstrooid dat hij per ongeluk twee verschillende sokken had aantrokken.

Her little feet she had drawn under her

Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken

had (singular)

had

I’d just like to go over the job with you by telephone

had ik graag even de vacature met u doorgenomen via telefoon

Harry had wandered through the school for three consecutive nights

Harry had drie nachten achter elkaar door de school gezworven

The poor duckling had it very bad already.

Het arme eendje had het al heel slecht.

He now felt so glad at all the suffering and hardships which he had undergone.

Het gevoelde zich nu verheugd over al de nood en de ontberingen, die het doorgestaan had.

it had an open window

het had een open raam

It ran across fields and pastures; but there was such a violent storm that had trouble standing on its feet.

Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.

It were very large slippers, which only her mother had worn so far, that’s how big they were.

Het waren heel grote pantoffels, die haar moeder tot dusverre gedragen had, zo groot waren zij.

It was summer, the corn was ripe, the hay stood on the green pastures and the stork was walking on its long, red legs and talking Egyptian; because he had learned this language from his mother.

Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.

He had asked for 50 euros.

Hij had 50 euro gevraagd.

He had never looked so disturbed.

Hij had er nog nooit zó gestoord uitgezien.