Understand spoken Dutch

"had (singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
had (singular)

had

Tom needed something.

Tom had iets nodig.

I shouldn’t have eaten that.

Ik had dat niet moeten eten.

Yanni didn’t have a phone.

Yanni had geen telefoon.

The poor duckling had it very bad already.

Het arme eendje had het al heel slecht.

it had an open window

het had een open raam

You should’ve let me help you.

Je had me je moeten laten helpen.

If I had the money, I’d buy a new house.

Als ik het geld had, zou ik een nieuw huis kopen.

but he felt something towards them as he had never felt for anything else

maar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had

I shouldn’t have called.

Ik had niet moeten bellen.

I shouldn’t have gotten so angry.

Ik had niet zo boos moeten worden.

she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny

zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee

They think maybe Tom had a heart attack.

Ze denken dat Tom misschien een hartaanval had.

She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo.

Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.

She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child.

Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.

No one had bought any from her the whole day, nor had anyone given her even a penny.

Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.

Tom should’ve protected Mary.

Tom had Maria moeten beschermen.

Her little feet she had drawn under her

Haar voetjes had zij naar zich toe getrokken

The hen had very short legs, so she was called “Miss Shortlegs.”

De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd

“I had never imagined such happiness, when I was still an ugly duckling!”

«Zoveel geluk had ik mij niet kunnen voorstellen, toen ik nog een lelijk eendje was!»