Understand spoken Dutch

Adverbs Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Thousands of lights were burning upon the green branches and coloured pictures, like those she had seen in the show-windows, looking down upon her. Duizenden lichten brandden er op de groene takken, en bonte prenten, zoals die, welke er voor de winkelramen te zien waren, zagen op haar neer.
One evening a strong thunderstorm came; there was thunder and lighting, the rain was pouring down, it was terrible weather! Op zekeren avond kwam er een geducht onweer opzetten; het lichtte en donderde, de regen viel bij stroomen neer, het was een verschrikkelijk weer!
Do you cook often? Kook jij vaak?
How pathetic! Hoe zielig!
Hi! How are you? Hoi, hoe gaat het?
She is still a bit groggy. Ze is nog wat suf.
non-smokers niet-rokers
I don’t wear a tie. Ik draag geen das.
Another drink? Nog een borrel?
they had only the roof to cover them, through which the wind was howling, although the largest holes had been plugged with straw and rags. boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn.
hard-working hardwerkend
Don’t swear! Niet vloeken!
I don’t cry easily. Ik huil niet snel.
Add a little milk. Voeg wat melk toe.
What’s your height? Wat is je lengte?
In the middle of this there was a duck in her nest, who had to hatch her young; but it almost bored her, it took so long, before the ducklings hatched. Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen.
to pay separately apart afrekenen
closer than ever nauwer dan ooit
Why are you cursing? Waarom vloekt u?
It shatters to pieces. Het spat uit elkaar.