Understand spoken Dutch

Adverbs Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
When are you going to Vienna?

Wanneer ga je naar Wenen?

She responded angrily.

Ze reageerde toornig.

She gave a bone to the dog.

Ze gaf een been aan de hond.

Didn’t you sing?

Heb je niet gezongen?

Tom won’t mind.

Dat zal Tom niet storen.

She speaks rather quickly.

Ze spreekt eerder snel.

a couple of very strange ferrets

een stel heel rare fretten

A semi-trailer is a trailer that does not have its own front axle and of which an important part of the weight rests on the towing vehicle (the tractor).

Een oplegger is een aanhangwagen, die geen eigen vooras heeft en waarvan dus een belangrijk deel van het gewicht op het trekkend voertuig (de trekker) rust.

One more, please.

Nog eentje, alstublieft.

That is really too tight.

Dat is dus echt veel te krap.

A single match would do her good, if she would dare to take one from a box, strike it against the wall to warm her fingers.

Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen.

for her old grandmother, the only one who had ever loved her, and who had now passed away, had told her that when a star falls, a soul was going up to God.

want haar oude grootmoeder, de enige die haar ooit had liefgehad, maar die nu dood was, had haar verteld, dat er, als er een ster naar beneden valt, een ziel tot God opstijgt.

This towel is harsh to the touch.

Deze handdoek voelt ruw aan.

He gave a big yawn!

Hij geeuwde uitbundig.

Today you failed.

Vandaag heb je gefaald.

They all cheered.

Ze juichten allemaal.

Tom complains constantly.

Tom klaagt voortdurend.

to go through hard times

het magertjes hebben

You still have to comb your hair.

Je moet je haar nog kammen.

I was very annoyed that...

Het ergerde mij zeer dat...