Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1366) B (625) C (1006) D (695) E (439) F (572) G (336) H (831) I (1406) J (102) K (67) L (429) M (593) N (319) O (331) P (735) Q (29) R (441) S (1495) T (5970) U (131) V (115) W (862) Y (304) Z (13)
English Dutch Sort ascending Recording Learn
We want justice.

We willen gerechtigheid.

We would like to draw attention to the fact that there is no definitive data yet.

We willen de aandacht vestigen op het feit dat er nog geen definitieve gegevens zijn.

We don’t know anything about Istanbul.

We weten niets over Istanboel.

We were so excited that we couldn’t sit still.

We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.

We were in love.

We waren verliefd.

We were just being honest.

We waren alleen maar eerlijk.

We found a turtle in the garden.

We vonden een schildpad in de tuin.

We found all sorts of interesting things.

We vonden allerlei interessante dingen.

We feel very safe here.

We voelen ons hier erg veilig.

We fell asleep.

We vielen in slaap.

We expect a commitment.

We verwachten een toezegging.

We sell fresh meat.

We verkopen vers vlees.

We happened to get on the same bus.

We stapten toevallig op dezelfde bus.

We are under his command.

We staan onder zijn bevel.

We fix all kinds of clocks here.

We repareren allerlei soorten klokken hier.

We got lost in the streets.

We raakten verdwaald op straat.

We don’t meet anyone by chance.

We ontmoeten niemand toevallig.

we do not know all the characteristics of the virus

we niet alle eigenschappen van het virus kennen

We can’t lose him.

We mogen hem niet kwijtraken.

We should give Tom another chance.

We moeten Tom nog een kans geven.

We have to wait for Tom.

We moeten op Tom wachten.

We need to sell our farm.

We moeten onze boerderij verkopen.

We now need to put a fence around our bubble.

We moeten nu een omheining rond onze bubbel zetten.

We need to conduct more experiments.

We moeten nog meer experimenten uitvoeren.

We have to start at once.

We moeten meteen beginnen.

We only have one thing left to do.

We moeten maar één ding meer doen.

We need to buy something for Tom.

We moeten iets kopen voor Tom.

We must tell everybody what happened.

We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.

We must overcome every obstacle.

We moeten ieder obstakel overwinnen.

We need to get out of here now.

We moeten hier nu weg.

We have to keep it going now.

We moeten het nu gaande houden.

We've got to start somewhere.

We moeten ergens beginnen.

We must respect each other’s beliefs.

We moeten elkaars geloofsovertuigingen eerbiedigen.

We should encourage each other to achieve our goals.

We moeten elkaar aanmoedigen om onze doelen te bereiken.

We need to rent a room for our party.

We moeten een ruimte voor ons feest huren.

We must abide by the law.

We moeten de wet naleven.