Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1355) B (614) C (986) D (682) E (433) F (565) G (334) H (813) I (1372) J (102) K (66) L (424) M (584) N (315) O (329) P (723) Q (29) R (433) S (1473) T (5905) U (122) V (115) W (853) Y (302) Z (13)
English Sort descending Dutch Recording Learn
Would you like to join us and become a migratory bird?

Wil je met ons meegaan en trekvogel worden?

wound

wond

wounds

wonden

wounds

verwondingen

wrapped

omwikkeld

wrapper

wikkel

wrath

toorn

wreath

krans

wreck

wrak

wrestling

geworstel

wrist

pols

write (imperative)

schrijf

write in this box now yourself a poem

schrijf binnen dit kader nu zelf een gedicht

writer

schrijver

writes

schrijft

written

schriftelijke

wrong (long form)

verkeerde

wrong

verkeerd

wrong desires

verkeerde begeerten

wrote (singular)

schreef

“Well there, how are you?” an old duck asked, who came to visit her.

“Wel zo, hoe gaat het?” vroeg een oude eend, die haar eens een bezoek kwam brengen.

“Well, that is also a great pleasure!”, said the hen

“Nu, dat is ook een heel plezier!” zei de kip.

“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”

“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”

“What an absurd idea,” said this one.

«Wat is dat voor een dwaze inval!» zei deze.

“What kind are you?” they asked, and the duckling turned in all directions and greeted them the best way he could.

“Wat ben jij er voor één?” vroegen zij, en het eendje wendde zich naar alle kanten en groette zo goed het kon.