Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1361) B (626) C (996) D (688) E (436) F (569) G (334) H (823) I (1393) J (102) K (66) L (427) M (588) N (316) O (330) P (730) Q (29) R (437) S (1483) T (5927) U (125) V (115) W (860) Y (303) Z (14)
English Dutch Recording Learn
What are you interested in?

Waar bent u in geïnteresseerd?
Where are you taking me?

Waar brengt u me heen?
Where are you going?

Waar ga je heen?
Where does this bus go?

Waar gaat deze bus heen?
Where does this train go?

Waar gaat deze trein heen?
What were you talking about? (you plural)

Waar hadden jullie het over?
Where did you buy that bag?

Waar heb je die tas gekocht?
Where is the bathroom?

Waar is de badkamer?
Where is there a bakery?

Waar is de bakkerij?
Where is the bus to London?

Waar is de bus naar Londen?
Where is the nearest shop?

Waar is de dichtstbijzijnde winkel?
Where is the metro?

Waar is de metro?
Where’s the mirror?

Waar is de spiegel?
Where is the train to London?

Waar is de trein naar Londen?
Where’s her hat?

Waar is haar hoed?
Where is the nearest train station?

Waar is het dichtstbijzijnde station?
Where’s the head?

Waar is het hoofd?
Where is the registration centre?

Waar is het registratiekantoor?
Where is the toilet?

Waar is het toilet?
Where is the tourist office?

Waar is het VVV-kantoor?
Where’s your cat?

Waar is je kat?
Where’s your husband?

Waar is je man?
Where was Tom born?

Waar is Tom geboren?
Where is his father?

Waar is zijn vader?
Where can I pray?

Waar kan ik bidden?
Where can I buy some Chinese food?

Waar kan ik Chinees eten kopen?
Where can I take a shower?

Waar kan ik douchen?
Where can I buy an English newspaper?

Waar kan ik een Engelse krant kopen?
Where can I get a traveler’s cheque changed?

Waar kan ik een traveller’s check wisselen?
Where can I buy eggs?

Waar kan ik eieren kopen?
Where can I get money changed?

Waar kan ik geld wisselen?
Where do we know each other from?

Waar kennen we elkaar van?
Where are you from?

Waar kom je vandaan?
Where are you from? (formal)

Waar komt u vandaan?
Where do you buy bus tickets?

Waar koopt men buskaartjes?
Where did Yanni learn to make baskets?

Waar leerde Yanni manden maken?