Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

1 (9) 2 (4) 3 (1) 4 (1) 8 (1) A (1915) B (704) C (1188) D (835) E (514) F (705) G (418) H (1084) I (1856) J (119) K (77) L (491) M (696) N (360) O (405) P (857) Q (33) R (515) S (1764) T (6944) U (157) V (125) W (1146) X (4) Y (359) Z (20)
English Dutch Recording Learn
the presence of victims in our environment de aanwezigheid van slachtoffers in onze omgeving
the present het heden
the presentation de presentatie
the president de president
The presidential candidate gave a speech to her supporters. De presidentskandidaat hield een toespraak voor haar aanhangers.
the press de pers
The pressing situation demands immediate action from everyone. De prangende situatie vraagt om directe actie van iedereen.
the pressure de spanning
The presumed heir got nothing. De gedoodverfde erfgenaam kreeg niets.
the presumption het vermoeden
the prevention de preventie
the price de prijs
the priest de priester
The priest encouraged the community to repentance. De priester moedigde de gemeenschap aan tot inkeer.
The priest makes a cross with his hand. De priester maakt met zijn hand een kruis.
The priest used anointing oil during the ceremony. De priester gebruikte zalfolie tijdens de ceremonie.
the primal scream de oerkreet
the primary school de basisschool
the prime minister de premier
the prime minister de eerste minister
the prince de prins
The prince is handsome. De prins is knap.
the princess de vorstin
the princess de prinses
The Princess and the Pea De prinses op de erwt
The princess now had to lie there all night. Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
The princess rode in a beautiful golden carriage. De prinses reed in een prachtige gouden koets.
the princesses de prinsessen
the principle of equality het gelijkheidsbeginsel
the priority de prioriteit
the prison de gevangenis
The prison guard opens the cell door. De cipier opent de celdeur.
The prison guard regularly checks the cells. De cipier controleert regelmatig de cellen.
The prison guard supervises the prisoners. De cipier houdt toezicht op de gevangenen.
the prison system het gevangeniswezen
The prisoner shuffled back and forth in his cell. De gevangene schuifelde in zijn cel heen en weer.