Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1361) B (626) C (996) D (688) E (436) F (569) G (334) H (823) I (1393) J (102) K (66) L (427) M (588) N (316) O (330) P (730) Q (29) R (437) S (1483) T (5927) U (125) V (115) W (860) Y (303) Z (14)
English Dutch Recording Learn
Tom will be too late.

Tom zal te laat zijn.

Tom will explain it to you.

Tom zal het je uitleggen.

Tom will fail.

Tom zal falen.

Tom will have nightmares.

Tom zal nachtmerries krijgen.

Tom will improve.

Tom zal verbeteren.

Tom will never let me do that.

Tom zal me dat nooit laten doen.

Tom won’t mind.

Dat zal Tom niet storen.

Tom would never let me do that.

Tom zou me dat nooit laten doen.

Tom writes beautifully.

Tom schrijft prachtig.

tomato

tomaat

tomato juice

tomatensap

tomatoes

tomaten

tomcat

kater

tomorrow

morgen

tomorrow evening

morgenavond

Tom’ll remember.

Tom zal het zich herinneren.

Tom’s

Toms

Tom’s conscious.

Tom is bewust.

Tom’s dog was barking at Mary.

Toms hond blaft naar Mary.

Tom’s drowning.

Tom is aan het verdrinken.

Tom’s grandfather was a slave.

Toms grootvader was een slaaf.

Tom’s house is by the sea.

Toms huis is vlak bij de zee.

Tom’s house was easy to find.

Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.

Tom’s my cousin.

Tom is mijn neef.

Tom’s parents only stayed together for the sake of the children.

Toms ouders bleven alleen samen ter wille van de kinderen.

Tom’s recovery took a year.

Toms herstel heeft een jaar geduurd.

tongue

tong

tongue twister

tongbreker

tonight

vanavond

too

te

too much

teveel

Too much protection makes children vulnerable.

Teveel bescherming maakt kinderen kwetsbaar.

too rosy

te rooskleuring

took

haalde

took

nam

took (an oath)

aflegde