Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (2) 1 (11) 2 (5) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 8 (1) A (1969) B (707) C (1196) D (835) E (520) F (712) G (421) H (1096) I (1934) J (120) K (77) L (490) M (711) N (368) O (417) P (859) Q (33) R (516) S (1784) T (7000) U (158) V (125) W (1171) X (4) Y (371) Z (20)
English Dutch Recording Learn
the universe het heelal
the university de universiteit
the unknown de onbekende
the unmistakable message de niet mis te verstane boodschap
the unveiling de onthulling
The uproar in parliament lasted for hours. De opschudding in het parlement duurde uren.
The uproar over the new law was enormous. De opschudding over de nieuwe wet was enorm.
the urgency de urgentie
The US is a good sales market for Japanese products. De VS is een goede afzetmarkt voor Japanse producten.
the use het gebruik
the users de gebruikers
The utility room is next to the kitchen. De bijkeuken is naast de keuken.
the vacancy de openstaande functie
the vacancy de vacature
The vacancy is filled. De vacature is vervuld.
The vacancy is now closed. De vacature is nu gesloten.
The vacancy is open. De vacature staat open.
the vacuum cleaner de stofzuiger
the value de waarde
the vapor de damp
the varnish de lak
The Vatican has for the first time the alleged bones of the apostle Peter or St. Peter on display. Het Vaticaan heeft voor de eerste maal de vermeende beenderen van de apostel Petrus, of Sint-Pieter, tentoongesteld.
the vegetable de groente
the vegetables de groenten
the vegetarian de vegetariër
the vehicles de voertuigen
the veil de sluier
the vending machine de automaat
the venom het venijn
the verb het werkwoord
The verdict falls on June 21. Het vonnis valt op 21 juni.
the verdict of the jury het oordeel van de jury
The veterinarian inspected the cows. De dierenarts keurde de koeien.
the viciousness het venijn
the victim het slachtoffer
the victory de zege