Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1360) B (619) C (994) D (685) E (435) F (569) G (334) H (821) I (1387) J (102) K (66) L (426) M (588) N (316) O (330) P (730) Q (29) R (435) S (1483) T (5925) U (124) V (115) W (858) Y (303) Z (13)
English Dutch Recording Learn
turns

bochten
to book

boeken
trees

bomen
ticket; voucher

bon
to bang

bonzen
to go grocery shopping

boodschappen doen
tree

boom
tree snake

boomslang
tree stump

boomstronk
to get angry

boos worden
to go boating

bootje varen
to guarantee

borg staan voor
to brush (hair)

borstelen
to build

bouwen
they had only the roof to cover them, through which the wind was howling, although the largest holes had been plugged with straw and rags.

boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stro en lompen dichtgestopt zijn.
top; upper

bovenste
top

bovenzijde
to expand (part 2)

breiden
to break

breken
Take me there, please.

Breng me erheen, alstublieft.
Take me to the church, please.

Breng me naar de kerk, alstublieft.
to bring

brengen
trousers (British); pants (American)

broek
trouser pocket

broekzak
tube

buis
to stay in touch

contact houden
to control

controleren
to correct

corrigeren
to create

creëren
there (place)

daar
There it lay down quite exhausted

Daar bleef het geheel uitgeput liggen.
till the sunshine came into the room through the open door

daar drong de zonneschijn in het huisje door
Then the match went out, and there remained nothing but the thick, damp, cold wall.

Daar ging het lucifertje uit, en nu bleef slechts de dikke, vochtige, koude muur over.
There it revived.

Daar kwam het weer bij.
The princess now had to lie there all night.

Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
There was a knock at the city gate, and the old king went to open it.

Daar werd er op de stadspoort geklopt, en de oude koning ging er heen, om haar open te doen.