Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1362) B (625) C (999) D (690) E (436) F (570) G (334) H (829) I (1397) J (102) K (66) L (428) M (590) N (318) O (330) P (731) Q (29) R (438) S (1487) T (5937) U (126) V (115) W (861) Y (303) Z (13)
English Dutch Sort ascending Recording Learn
owner

eigenaar

own

eigen

ovaries

eierstokken

one (diminutive)

eentje

one (old spelling)

eene

one in their sixties and two in their seventies

een zestiger en twee zeventigers

One ticket to Paris, please.

Een ticket naar Parijs, alstublieft.

once

een keer

one year later

één jaar later

one mutual friend

één gemeenschappelijke vriend

one of them fell down and formed a bright streak of fire.

één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.

one (1)

één

oath; vow

eed

one thousand and thirty-nine (1039)

duizendnegenendertig

one thousand (1,000)

duizend

often

dikwijls

of such

dergelijke

of the (archaic)

der

Owls hunt at night.

De uilen jagen ’s nachts.

One slipper was nowhere to be found, and the other one was taken by a boy who ran off with it.

De ene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.

One slipper could not be found again, and the other a boy had picked and ran away with it.

De eene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.

on it, stood splendid porcelain crockery, and a steaming roast goose, stuffed with apples and dried plums.

daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.

on it

daarop

offices

burelen

office

bureau

outwards

buitenwaarts

outside

buiten

on-board computer

boordcomputer

offered

bood

own flesh-and-blood

bloedeigen

organic

biologisch

offer

bieden

objection

bezwaar

occupied

bezette

occupied

bezet

owned

bezat