English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1362) B (625) C (999) D (690) E (436) F (570) G (334) H (829) I (1397) J (102) K (66) L (428) M (590) N (318) O (330) P (731) Q (29) R (438) S (1487) T (5937) U (126) V (115) W (861) Y (303) Z (13)

English	Dutch Sort ascending	Learn
One day, we’ll know.	Op een dag zullen we het weten.	Learn
on Saturday night	op de zaterdagavond	Learn
on the brink of a recession	op de rand van een recessie	Learn
on the landing	op de overloop	Learn
on the third landing a door stood ajar	op de derde overloop stond een deur op een kier	Learn
On May 4, runs the world the Wings for Life World Run for a cure for spinal cord injuries.	Op 4 mei loopt de hele wereld de Wings for Life World Run voor een remedie tegen ruggenmergletsel.	Learn
on	op	Learn
original	oorspronkelijk	Learn
origin	oorsprong	Learn
optician	oogarts	Learn
our task	onze taak	Learn
our job is not easy	Onze opdracht is niet eenvoudig	Learn
Our capital wants to force a place in the European gastronomic scene this stunt.	Onze hoofdstad wil met deze stunt een plaats afdwingen in de Europese gastronomische scène.	Learn
Our family has taken over the operation of this restaurant.	Onze familie heeft de uitbating van dit restaurant overgenomen.	Learn
Our daughter burned her finger on a match.	Onze dochter heeft haar vinger verbrand aan een lucifer.	Learn
Our bones are white.	Onze botten zijn wit.	Learn
our (long form)	onze	Learn
our country house	ons landhuis	Learn
Our contact point is always reachable by phone.	Ons aanspreekpunt is altijd bereikbaar per telefoon.	Learn
our	ons	Learn
online	online	Learn
on the way	onderweg	Learn
over	omver	Learn
omelette	omelet	Learn
oil revenue	olie-inkomsten	Learn
oil	olie	Learn
October	oktober	Learn
OK, I'll take it	OK, ik neem het.	Learn
OK	OK	Learn
official (long form)	officiële	Learn
officially recognized	officieel erkend	Learn
official	officieel	Learn
offensive	offensief	Learn
Or have the planets sometimes not revealed that to you?	Of hebben de planeten dat soms niet aan je onthuld?	Learn
or	of	Learn
Oh, take me with you!	Och, neem mij mee!	Learn